zaterdag 7 augustus 2010

Eindelijk naar de Alpen en Mont Ventoux.

De voorbereidingen.

23 mei 2009 zou eigenlijk de datum zijn dat ik met 2 andere jongens de Waalse Pijl voor toeristen eindelijk eens zou gaan fietsen, we hadden de 120 km in gedachte. Maar door de kritieke toestand van mijn moeder is dit niet door kunnen gaan.
De tijd dat ik nog met mijn moeder door zou kunnen brengen was nog maar kort en inderdaad één dag na de rit stierf mijn moeder helaas.
Het mensje was goed af, ze had op haar kamer in het bejaardenhuis tot de laatste zucht toe gevochten, het laatste half uur was dan ook een zware strijd.
Nadat ik altijd had gezegd in mijn 15 jarige carrière als toeristische fietser, dat ik nooit naar Frankrijk ging fietsen, ook al omdat ik denk dat ik een soort hoogtevrees heb, kwamen nadat mijn moeder was gestorven en ook wel misschien door het missen van de Waalse Pijl ineens de verrassende woorden; En nu ga we naar de Alpe. Of deze kreet ook een soort verwerking was van mijn moeders dood weet ik niet, misschien in mijn onderbewuste, maar ineens waren er die woorden.
Met we gaan naar de Alpe, doelde ik op mijn vriend en ik.
Al jarenlang fietste we samen menig ritje en langzamerhand kwamen er steeds meer grensverleggende ritjes bij. Hij heeft als vrijgezel natuurlijk meer tijd om aan fietsen te besteden als ik en vooral de laatste jaren is hij erg fanatiek geworden, hij fietst eigenlijk te goed voor mij, of je kunt ook zeggen, ik fiets te slecht voor hem.
Nu heb ik een hekel aan ver rijden met de auto en na deze “Alp- kreet” heb ik Martin na een poosje gevraagd of dat hij eventueel zou willen rijden als we serieuze plannen hadden om naar Frankrijk af te reizen, misschien kon ik ook nog wel eens een stukje rijden dat was maar gewoon en natuurlijk kon ik onze auto dan thuis laten zodat mijn vrouw deze ook kon gebruiken.
Hij antwoordde met; “Ja, dat is goed”.
En zo konden de eerste plannen worden gesmeed.
En zo ging de toeristische fietser toch uiteindelijk na zo’n ruim 15 jaar eens de sferen in Frankrijk proeven, of liever gezegd; de echte bergen eens opzoeken.
Het is dan ook eigenlijk schande dat dit nog nooit eerder was gebeurd, ik bedoel ieder iets of wat fietsclubje trekt er toch wel eens een weekje op uit, naar de Ardennen, Alpen, Pyreneeën, Vogezen of iets dergelijks.
Verder dan een rit in België en Duitsland was ik nog niet geweest.
In een oprisping tijdens het plannen maken, gooide ik er ook uit tegen Martin: “Als we dan toch in de buurt zijn kunnen we wel meteen de Mont Ventoux proberen te gaan beklimmen”, achteraf is dat “in de buurt” toch nog zo’n 300 km, maar ja dat is in Frankrijk natuurlijk nog niet zo’n helse rit.
En zo werden de eerste plannen ingezet, een heel geregel, we moesten alle 2 vrij kunnen krijgen,
locaties zoeken, info inwinnen hiernaar enz., kortom er gaat een heel traject aan vooraf, dan is het bestaan van o.a. forums wel ideaal, hier kan je van verschillende tips gebruik maken op allerlei gebied, van verblijfslocaties tot technische tips.
Ook zag ik op tegen de reis, het “vreemde” eten dat je voorgeschoteld krijgt, hoe gaat mijn lichaam hierop reageren? Hopelijk geen diaree, je weet het niet.
Heb ik nu werkelijk hoogtevrees? Zijn die bedden goed die gespreid staan voor ons? Ik laat mijn vrouw en 2 kinderen alleen achter voor een kleine week, hoe is dat? Ga ik die bulten wel halen zonder af te stappen?
Allerlei vragen schieten er door mijn hoofd en ik ben me er terdege van bewust dat de voorbereidingen nogal wat spanningen geven voor de uiteindelijke trip naar Frankrijk.
Gezonde spanningen zeggen ze dan wel eens, laten we het er daar maar op houden.
Van mezelf weet ik dat ik hier wel eens meer last van heb, ook bijv. net voor een “grote” rit komt deze eigenschap wel eens naar voren.
Als ik dan eenmaal op mijn fiets in de startblokken sta, vallen alle spanningen weg en komt de pure toeristische fietser weer naar boven, niet haasten dat is het motto, het huidige minuscule groepje dat we over hebben gehouden noemen we dan ook : “Toeristentempo Trappers”, deze naam is voortgekomen toen iemand wel eens ooit te hard fietste, dan riepen we: “Hé, wel toeristentempo fietsen joh”.
Zodoende moesten we dus op zoek naar 2 verblijven, ééntje in de buurt van de Alpe d’Huez en nog één in de buurt van de Mont Ventoux. Natuurlijk weer z’n best gegoogled en forums afgegaan.
Inmiddels was de periode wanneer het allemaal moest gebeuren bekend bij ons,
alle twee konden we gelukkig vrij krijgen en zodoende na wat heen en weer gemaild te hebben
konden we rond de jaarwisseling zeggen dat we twee stekjes hadden gevonden voor de korte week Alpe/Ventoux. Ook werd er een lijstje gemaakt met wat extra ritten, vooral voor mij,
met wat beklimmingen er in.
Natuurlijk moest er ook aan het gewicht gewerkt worden want: Elke kilo meer, moet mee de bult op. Voor de gein zouden we ook onze gewichten elke week doorgeven, met als doel het streefgewicht de dag voor vertrek dat we op hadden gegeven te gaan halen.
Een andere jongen deed ook met ons mee, hij was er uiteindelijk nog het fanatiekste mee bezig,
terwijl hij het helemaal niet nodig had. Diezelfde jongen ging in de zomer ook voor het eerst naar de Alpen voor twee weken met zijn gezin, dus hij draaide volop mee in de carrousel van de voorbereidingen.
Maandag 21 juni hadden we bij het alom bekende fiets en ski hotel Au Bon Accueil geboekt tot donderdagmorgen 24 juni, dan zouden we ’s morgens verder afreizen naar het zuiden richting Ventoux.
We verbleven in Mazan bij camping Le Ventoux, daar hadden we een “aankomende trend” als onderkomen, een zgn. “mobile home”, oftewel een spiksplinternieuwe soort stacaravan.
Hier konden we blijven tot zondagmorgen, vrijdags was de bedoeling dat we de “Kale Berg” gingen bedwingen en als het te slecht weer was (’t kan er spoken) zouden we nog op zaterdag kunnen fietsen.
Maar de eigenlijke bedoeling was om op zaterdagmorgen weer af te reizen richting Nederland,
dan konden we zondag nog mooi een beetje bijtanken aleer we de volgende dag weer klaar stonden voor onze bazen.

Ter voorbereiding werd ingepland:

- Klimmen- Banneux- Klimmen 135 km, hele mooie rit.
- Grenslandklassieker 210 km, prachtig met dat stuk door de Eifel.
- Groesbeeks pijltje, dit is een korte klimrit over de heuveltjes rond Nijmegen 85 km.
- AIDA Classic, niet de musical maar een superzware tocht van 120 km door de Ardennen met zo’n
  2650 hoogtemeters, de naam AIDA staat dan ook voor: Afzien In De Ardennen.
  En dat werd het ook. Nog nooit had ik zoveel afgezien, alhoewel ik heel ver ben gegaan, toch nog een
  redelijk snel herstel, zal toch wel een beetje de algehele conditie zijn.
  Het was de eerste dag van het jaar dat het een beetje warm was, héél warm zelfs op de toppen.
- Jan Janssen Classic 200 km, deze zouden we gaan fietsen een goede dag voor vertrek, maar door 
  de voorspelde slechte weeromstandigheden hebben we die geschrapt,
  achteraf hadden de voorspellers gelijk, je zou eens panne krijgen aan je fiets of zelf iets oplopen zo
  net voor vertrek naar France, je weet het nooit, kan altijd gebeuren.

Dus met zo’n 2500 km op de teller, wat extra klimwerk, een geslaagde snelcursus afzien,
ruim 6 kilo minder (uiteindelijk 1 kilo boven m’n streefgewicht), het nodige voorbereidend werk enz. enz. waren we, dacht ik, klaar om de korte maar pittige vakantie met twee behoorlijke uitdagingen
aan te gaan.
In maart nog een operatie aan mijn ingegroeide teennagel gehad, een stuk nagel met wortel en al laten verwijderen en zodoende toen twee weken stil gelegen met fietsen, maar het gaat nu goed met het teentje. Na behoorlijk wat overleg, hadden we besloten om toch maar rond de nacht van zondag op maandag te vertrekken uit onze woonplaats, we konden rond de middag al in het hotel en zouden alvast later in de middag of in de vroege avond nog een ritje kunnen doen.
Natuurlijk een hele hoop spullen bij (achteraf altijd teveel), nog eens checken of je niet iets bent vergeten en nog eens…….
Een heel aangaan voor mij persoonlijk, ben niet zo’n wereldreiziger, altijd weer spannend zo’n vertrek voor vakantie, maar……..gezonde spanning zullen we maar zeggen.
Natuurlijk hadden we wel een soort strijdplan klaar voor de week, ik als planner van de routes binnen ons clubje zag dit natuurlijk ook als een uitdaging.
Maar vooral wilde ik het accent leggen op dat het gewoon een vakantie zou worden in een mooie omgeving en dat we onze eerste ervaring op konden doen met wat moeder natuur ons gegeven heeft aan pracht.
DAT was het allerbelangrijkste, bepaalde tijden die we moesten halen om na een beklimming boven te zijn, waren voor mij dan ook totaal onbelangrijk, natuurlijk kijk je op je klokje, dat is maar heel normaal, wel zou ik graag boven komen zonder een voet op de grond te zetten.
Na de diverse klimritten en vooral na de AIDA classic uitputtingsslag, wist ik dat het met dat voetje zetten, wel eens problemen op zou kunnen gaan leveren. Daar tegenover was ik ondanks mijn vaak gezonde spanningen vrij nuchter, zoiets van: we zien wel waar het schip strand, of beter gezegd we zien wel waar de fietser strand.
De bedoeling was dus zoals al geschreven, dat we op maandag rond de middag daar aan kwamen
en dan misschien een ritje zouden gaan maken.
Col de Ornon was DE ideale oefening voor Alpe d ‘Huez, dat zei iedereen, niet zo lang, zo’n 9 km en gemiddeld iets van 5,3 %.
De dag daarna, op dinsdag dus, zou dan de Alpe beklommen moeten worden,
op woensdag was nog een beetje vaag wat dan de plannen waren, lag er ook aan hoe het zou gaan,
wel zou natuurlijk de klim waar ons hotel aan lag, natuurlijk gefietst worden.
Dat is de La Berarde, onder aan de voet tot helemaal bovenaan zo’n 27 km lang, eindigend met een doodlopende weg, een grillig verloop, maar van horen zeggen oh zo mooi,
het hotel lag op zo’n 4 km van de klim.
De eigenaar van Au Bon Accueil zei dat hij zo dit hotel was opgestart, hij was ook in de omgeving als fietser neergestreken en had horen zeggen dat de klim van de La Berarde de mooiste in de omgeving was en dat hij die zeker moest doen, hij zag het pand te koop staan en zo is het gekomen.
Op donderdag dus verkassen naar Mazan en op de vrijdagmorgen de Mont Ventoux bij proberen te schrijven op ons palmares, wel meteen maar de “zwaarste” versie, die vanuit Bedoin.

De heenreis.


We schrijven zondagavond 20 juni 23.25 uur, Martin komt mij ophalen, in de auto hoor ik al het geschal van het ceedeetje met Ben Liebrands In the Mix, daar zijn we beiden redelijk fan van.
Luisteraars van het eerste uur in de jaren tachtig.
Alles in de auto gezet, fiets op de drager, nog even mijn vrouw en dochter omhelst en geknuffeld,
mijn zoon lag inmiddels al lang te snurken, een vreemd iets, na 22,5 jaar huwelijk zowat een week
weg zonder vrouw.
EN WEG WAREN WE.
Het was lekker rustig op de weg, we namen redelijk veel pauzes, allemaal kort.
Vooral ook om eventjes de beentjes te strekken en een frisse neus te halen en dat had je zo,
want het was een partij koud, ik haalde gewoon mijn winterjas, die ik voor de zekerheid mee had genomen, voor de dag, en trok die aan en dan nog was het fris.
Natuurlijk hadden we het weer scherp in de gaten gehouden de laatste dagen en het zou elke dag iets beter worden, beginnend met een graad of 21 de eerste dag.
Via Maastricht ging het naar België, Luxemburg en Frankrijk, inmiddels waren er al veel In the Mixen voorbij gekomen. Het werd licht en de heuvels gingen langzamerhand over in bergen.
“Zijn dit dan de Alpen”, zei ik op een gegeven moment, “volgens mij wel”, zei Martin.
Ik zag meer en meer bergen en rotsen door de wolken heen komen, het was een beetje grijzig weer, net geen miezer, tussen die wolken door was er gelukkig ook wat plek voor fel blauwe lucht.
“Ik word een beetje misselijk als ik zo naar boven kijk, toch hoogtevrees denk ik”.
“Och dat went wel”, zei Martin. Na de snelweg te hebben verlaten, leverde de namen die op de borden langs de weg stonden, steeds meer “bekende” namen op.
Was trouwens fijn dat we konden betalen met een pasje op die tolwegen, scheelt weer wat tijd.
Voor aankomst nog even getankt en uiteindelijk kwamen we maandagmorgen aan
bij het hotel Au Bon Accueil om 11.10 uur.

De Alpen.



























We stapten de auto uit en meteen scheen de zon al aan de hemel en moesten we goed om ons heen kijken, wat een pracht en zo akelig hoog.
Tegenover ons hotel hoge bergen die tot de wolken reikten en je kon precies zien waar het smeltwater de berg af gleed. Bovenop ook nog plekjes met sneeuw.
Dit was toch heftiger als die Limburgse heuveltjes.
Gelukkig konden we meteen in onze kamer, het hotel zag er wat ouderwets uit, maar gezellig dat wel en dat is heel belangrijk. Natuurlijk heeft het hotel veel mannelijke gasten, niet voor niets is het een ski/fietshotel, de mannen vinden het wat betreft het ouder er uit zien, eerder allemaal goed als de vrouwtjes, zit gewoon in de aard van het beestje.
Alles zag er netjes uit en voor al die mannen is niets zo makkelijk als ’s morgens aan de ontbijttafel te schuiven, vanaf 16.00 uur tot 18.00 uur even langs het pastabuffet lopen en vervolgens om 19.00 uur aan tafel schuiven voor het diner, wat worden we toch verwent.
Onze paar dagen verblijf in het fietshotel hadden we goed gepland, zo’n anderhalve week na het
“Alpe d’Huzes” festijn en anderhalve week voor het “La Marmotte” circus.
De dag dat we vertrokken (donderdagmorgen) richting Mont Ventoux, zou het goed vol lopen.
Ook het weer hadden we mee, want toen wij aankwamen was het eigenlijk voor de eerste keer beter weer, hoe verder in de week, hoe verder het beter weer, boffen dus.
Achter was een lokaal ingericht waar allemaal achtergelaten fietsshirtjes aan het plafond hingen,
van bekende en minder bekende personen.
De muren van de soort “lokaal” waren bekleed met allerlei foto’s mooi op chronologische volgorde gehangen, her en der wat tuintafels en vooraan bij het grote scherm waren wat oude bankstellen neergeploft zodat we af en toe mooi, de veelal saaie voetbalwedstrijden van het W.K. konden volgen.
Een leuk en knus vertrek. Buiten stonden allerlei tuinstoeltjes opgeschilderd in de kleuren van een regenboogtrui, gele stoelen, groene stoelen, de “bergtrui” stoel ontbrak natuurlijk ook niet.
Aan een zijgevel hingen plaatjes met daarop de cols in de buurt met bijbehorende afstanden
en hoogtes.
Kortom het was allemaal nostalgisch ingericht, zelfs hadden ze een lijn getrokken bij de achteraankomst van het hotel met de veelzeggende naam: “Col de Nostalgie”, natuurlijk was de weg ook beklad met beroemde wielernamen van weleer. De sfeer was goed.



De bedoeling was dat we op die maandagmiddag of vroeg in de avond, ons eerste ritje gingen wagen om alvast een beetje van het echte klimwerk te proeven.
De col de Ornon, die dus iedereen roemde vanwege het ideale voorprogramma op de Alpe d’Huez,
zouden we eigenlijk gaan doen, maar vanwege de lange rit en het toch overslaan van een nacht waren we beide zo gaar als een konijn. Heel verstandig besloten we dan ook, om het maar wat rustig aan te doen.
’s Middags nog een beetje in de buurt gewandeld en foto’s gemaakt, mooie omgeving.
Die avond ging ik zeldzaam vroeg te bed, het was geloof ik 21.00 uur, nog een hoop babbelen en om 22.00 uur werden er serieuze pogingen gedaan om echt te gaan slapen, tenslotte stond voor de dinsdagmorgen de Alpe d’Huez op het program.





















De dag dat het ging gebeuren was eindelijk aangebroken, na het stevige ontbijt nog wat gewacht op wat het weer zou gaan doen, er hing nogal wat bewolking en in de mist omhoog fietsen zou ook jammer zijn, nog wat gewacht en gewacht…..uiteindelijk de fietskleding aan, een hoop proviand mee en we waren op weg voor onze eerste “Alpenervaring”.
Al gauw genoeg brak de zon meer en meer door en had ik in de smiezen dat ik met mijn lange broek, zweetshirt, shirt en zomerjasje met lange mouwen, wel eens te warm gekleed zou kunnen zijn.
Dat vermoeden werd al gauw een feit, eenmaal op weg kreeg ik het al warm.
Na het stukje afdalen vanuit het hotel was de vrij vlakke aanloop naar de voet van de Alpe
fijn om een beetje op gang te komen, onder bij de rotonde aan de voet van de klim hadden we 8,75 km op de teller, nog een foto gemaakt en net voor 11.00 uur begonnen we aan de klim.
Warm was het, natuurlijk had ik het profiel van de Alpe d’Huez bestudeerd en wist ik dat de eerste vier kilometer zo’n beetje het zwaarste waren.
Misschien niet sportief , maar ik had toch maar voor de zekerheid bij de plaatselijke fietsenmaker bij ons in het dorp het zgn. watjesverzet op mijn triple laten gooien, een 30/27, je weet het maar nooit, eerst had ik er een 30/25 op liggen, maar ja die 2 tandjes konden misschien het verschil wel eens gaan maken.
Vanaf het begin herhaalde ik maar in mijn hoofd van; “rustig blijven, rustig blijven”.
Natuurlijk speelde er van alles mee, een nacht slaap overgeslagen, een avond vroeg te bed, is ook weer wennen, heel vaak had ik gehoord dat je eerst een paar dagen moet wennen aan het klimaat voordat je gaat fietsen zeker wat betreft de zuurstofomstandigheden.
Maar nee, wat doen wij “Toeristentempo Trappers”; gewoon koud die berg op.
Maar koud had ik het eerlijk gezegd helemaal niet, al gauw genoeg had ik het al zelfs warm, met dat nu toch wel ineens “winterpak” aan, langs de kant weggooien was ook weer jammer (toch zuinige Hollanders). Dus maar de mouwen, die van een fietsoutfit natuurlijk erg strak zitten, een beetje op proberen te rollen.
En de mouwen moesten ook opgerold worden, want er was werk aan de winkel, ik moest flink aan de bak. Martin was onder bij de rotonde al zo’n beetje gedemarreerd.
Na zo’n 2 kilometer een paar bochten verder, vond “toevallig” mijn ketting al het kleinste verzetje
“…kalm blijven, kalm blijven, zoveel mensen fietsen deze bult op, kan ik ook, geen voetje dat is het doel, geen voetje”.
Je moet een soort “ritme” zien te vinden, maar ja, als je langste klim ooit, 5 kilometer is geweest,
is dit natuurlijk even zoeken. “Die 6 keer omhoog gaan, met de Alpe d’Huzes zijn gek, knettergek, gebruiken ze wat pilletjes of zo!”
Het werd een gevecht vooral tegen mijn eigen, het ritme zoeken ging steeds beter, dat wel, vooral had ik last van een goede zit vinden, door die beklimming zak je nu en dan wat naar achteren op je zadel, hoppa, dan maar weer eens op het puntje gaan zitten, dan even uit het zadel, en zo klauterde ik min of meer naar boven. Natuurlijk had ik afleiding door goed om me heen te kijken, de rotonde van het begin zag ik nu wel heel klein onder in het dal liggen, zo klein als een knikker.
Toen ik vlak langs een muurtje af fietste met daarachter een afgrond, werd het toch duidelijk dat mijn vermoeden van een min of meer vorm van hoogtevrees niet onterecht was, gauw genoeg draaide mijn stuurtje af naar het midden van de weg.
Persoonlijk vind ik een klim met een bredere weg vervelender als een smal weggetje. Ik wist dat de weg naar de top breed was, maar het viel me toch een beetje mee, ik had het breder verwacht.
Ik had ook gelezen en wist het zelf ook al, dat als je de buitenbocht fietste, je even wat vlakker kon fietsen, dit facet beheerste ik heel goed, ik hield het verkeer voor en achter me goed in de gaten en sneed zo de bochten lekker ruim aan, het werd warmer en warmer, weer maar eens een keer uit het zadel, drinken, links en rechts kijken. De bochten telde af, Peter Winnen zijn naam had ik nog wel 2 keer voorbij zien komen, toen zag ik nog alleen maar die grote getallen op het bord.


Hier en daar waren ze ook nog aan de weg aan het werken, en netten tegen de steile rotsen aan het bevestigen om de “vallende stenen” op te vangen, schijnbaar werd dit vaker gedaan net voor
“Le Marmotte”. Door die wegwerkzaamheden was het opletten voor tegenliggend verkeer, weliswaar stonden er verkeerslichtjes, maar je kon als fietser (zoverre je er nog van mocht spreken), een beetje tussen de pionnen door slalommen, dat kon er ook nog wel bij.






Afstappen bij het stoplichtje in een klim, nee dank je. Wel extra het verkeer voor en achter in de gaten houden, dat dan weer wel.
Het “beroemde” uitzicht van de kenmerkende huizenlijn van het dorp Alpe d’Huez, kwam toch steeds dichterbij. Warm nog steeds, alhoewel je voelde dat je in hogere regionen terecht kwam,
ik voelde me ook in “hogere sferen”. Och, het ging eigenlijk helemaal niet zo slecht, ik had toch op de een of andere manier een soort “ritme” gevonden. “Martin zal al wel boven zijn”, schoot door mijn gedachte, “wanneer komt die volgende bocht eindelijk”? Die bochten telden af, ik wist dat ik het ging halen zonder “voetje zetten” maar de tijd zal schrikbarend worden, door al die buitenbochtjes moest ik ook nog verder fietsen en dus ook langer, ik begon de pracht van de klim steeds meer in te zien,
nu ik wist dat ik hem ging pakken, natuurlijk lagen er mooiere beklimmingen in de buurt,
maar die naam hè, die naam. Plots was ik bord 2 gepasseerd en zag ik Martin net voor bocht 1
met zijn cameraatje klaar staan, ik nog gewoon, traditioneel al bijna, een laatste ruime buitenbocht fietsen.






























Martin fietste samen met mij op, op naar de top. Dat laatste rechte stuk is ook best nog pittig hoor,
of zijn het de benen. We passeerde de “eerste” finish, die in het dorp, maar daar gingen we niet voor.
De Tourfinish, die zou het gaan worden. Bij die “dorpfinish” was het behoorlijk druk, goed bezette terrasjes, nog wat over het stuur hijgende fietsers, in kledingrekken rondneuzende mensen, het leven begon weer, maar ik moest nog door, de tour wacht op niemand, door het tunneltje, even een knikje in de weg en nog wat bochtjes brachten me uiteindelijk tot het laatste rechte stuk, dat ook nog even wat op liep, het was niet meer zo warm, je voelde dat je hoog zat, het was kouder, ondanks dat de zon volop scheen. Het podium wachtte op me, echt, er stond echt een 1,2,3 podium, maar mijn maat en ik konden er samen niet op gaan staan, hij natuurlijk op 1 en ik op 2. Met het naar de finish begeleiden van mij, had hij een stukje verder na de “eerste” finish een lekke band gekregen, en ik was natuurlijk doorgefietst, hij was al gefinisht, ik moest nog “aankomen”.
“De tour wacht op niemand”.
Met gemengde gevoelens trok ik over de streep.
Ik heb het gehaald, maar hoe! Die tijd, die wil ik niet weten.
Die tijd, die was toch niet belangrijk had ik toch gezegd! Ik was moe, maar kapot, nee, ik herstelde vrij vlug.
Ik was zo slim om natuurlijk op het schavot plaats te nemen, nadat ik vriendelijk aan iemand vroeg,
om een foto van mij te maken. Ik was uiteraard wel zo sportief, om op plaats 2 te gaan staan,
in gedachte stond mijn maat Martin op plek 1 te zwaaien.
Heel even, maar dan ook maar heel even, een enkele tel, waande ik me een soort prof.


Eenmaal het ereschavot afgestapt, was ik weer die “Toeristentempo Trapper”, ik nam een slok, en ging Martin een stuk naar onder opzoeken, die zal zijn bandje inmiddels wel hebben gewisseld.
Inderdaad was hij letterlijk als figuurlijk zijn laatste hand aan het leggen om het bandje te vernieuwen.
Hij was een soort parkeerplaats opgedoken, zodat hij mooi van de weg af stond.
Natuurlijk was daar een mooi uitzicht en nadat we wat foto’s hadden genomen zijn we toch weer samen naar boven geklommen, weer over de tourfinish.
En nu, jawel, samen op het podium, ik mocht van hem ook op het hoogste treedje komen staan.
Opnieuw had ik iemand gevonden die wel een foto van ons wilde maken.
Na nog wat foto’s meer te hebben gemaakt boven, waar het skigedeelte overigens nog hoger ligt,
gingen we ons opmaken voor de afdaling.
Mijn eerste col van buiten categorie ervaring had ik er op zitten, moeilijk gegaan,
wel het doel gehaald (het niet voetje zetten), veel te warm gekleed, ook nog teveel proviand mee genomen, moeilijk een ritme kunnen vinden in het eerste stuk.
Veel respect voor de “Alpe d’Huzes” deelnemers met natuurlijk hun fantastische doel.
Ik geloof overigens ook best de verhalen dat je eerst een paar dagen moet wennen (acclimatiseren) aan het klimaat, voordat je dergelijke beklimming aangaat.
Maar ja, we hadden niet zoveel dagen om dit te doen.



Oh ja, de tijd van rotonde tot de tourfinish was 1 uur en 33 minuten, was ik even vergeten te vermelden, oeps. In de afdaling nog even bij de “gewone” finish afgestapt, daar werd ik ook even één van de rondneuzende souvenirzoekers en ook daar even wat foto’s geschoten.
In de verdere afdaling besloten we ook om wat foto’s te maken, om zo niet terug te hoeven gaan die middag zoals we eerder van plan waren.
Het werden mooie foto’s, mooie foto’s van een toch soort overwinning, ik kon bijgeschreven worden in
de lijst met denk ik wel honderdduizenden namen die de berg beklommen hadden.





















































Ook nog wat kiekjes gemaakt van de bordjes van de zowat om de hoek wonende held Peter Winnen.
Hij had er twee, bocht 13 en 15, dat wist ik nog, dat had ik nog opgepikt tijdens de klim, nadien werden de namen waziger en de cijfers duidelijker.
We hadden het geflikt, de eerste missie van de Alpe/ Ventoux vakantie zat er op.
Dat gaat nog wat worden met de Mont Ventoux, dat word denk ik wandelen in dat verschrikkelijke bos.
Met toch een tevreden gevoel, fietsten we samen terug naar het fietshotel, het laatste stuk nog even wat klimmen, dat was nu maar een “vals plat”, nog even onder de boog van de “col de Nostalgie” door.
Na het douchen stond het bord macaroni te wachten, dit was weer een goede aanvulling.
Later die middag zijn we Bourg d’Ousans ingedoken, wat souvenirs gekocht voor het thuisfront en mezelf ook maar verwend, niet met wat ik eerst van plan was nl. een shirt van de plaatselijke berg,
dat trek je een paar keer aan en dan ligt het daar maar, behoorlijk prijzig ook nog (toch weer die Nederlandse zuinigheid), als de kwaliteit dan nog goed was, maar dat was volgens mij ook maar van la la. Bovendien ben ik niet het type van: “Zien jullie mijn shirt, ik heb die berg ook beklommen”.
Nee het werd zo’n wereldberoemd (in Frankrijk) karakteristiek wegpaaltje met zo’n gele top, dat kon ik mooi bij mijn computer zetten en dan nog eens aan de 21 bochten terug denken. Ik had me van tevoren wel voorgenomen dat ik het beeldje, toch een soort trofee, alleen maar ging kopen als ik de klim zou volbrengen zonder af te stappen. Nou aan die eis was voldaan. Ook nog een mok gekocht met afbeelding, om op de zondagmorgen voor de rit lekker wat uit te drinken.
Bourg d’Ousans, mooi dorpje met fraaie uitzichten.
De dag daarna (woensdag 23 juni) was het onze bedoeling om voor de middag de col d’Ornon te bedwingen en terug te fietsen naar het fietshotel, dat dus al langs de klim ligt van La Berarde en vervolgens na een pauze door te fietsen tot de top van de Berarde, daar waar de weg ophield.
Om 10.00 uur werd de rit ingezet en na zo’n 11 kilometer sloegen we de afslag in langs de grote weg
naar de col d’Ornon, een behoorlijke gelijkmatige klim, niet al te steil.
De weg kronkelde langs wat huisjes, door een stuk bos, langs wat rotspartijen.
Bovenaan na ruim 11 kilometer was het een open stuk waar de wind toch behoorlijk zijn werk deed en zorgde voor een frisse bries. Mooie klim en inderdaad een ideale voorbereidingsklim voor de Alpe.




























Boven en op de terugweg werden weer, alsof het een gewoonte werd, de nodige foto’s geschoten en net na 13.00 uur zaten we aan een stuk vlaai achter op ons “eigen terras”.
De juiste voorbereiding op de “nademiddagse klim”.
Na een uur verlieten we onze zetels en kropen we op de zadels, op naar de top van de Berarde.
Een stuk bos, een rivier die zich een weg baande langs vele stenen.
In de verte prikte de Alpentoppen door de wolken met hun besneeuwde toppen.
Magistraal uitzicht, na een wat steiler stuk rond het dorp Le Bourg- d’Arud, lagen daar ineens wat haarspeldbochten, nog een behoorlijk pittig stuk, de fraaie vergezichten maakte veel goed, we fietste langs rotsblokken waar het water op diverse plaatsen naar beneden sijpelde. Steeds in de verte, lagen die besneeuwde toppen. “Daar is een fietser in het ravijn gevallen”, zei ik tegen Martin tijdens een “drink- en kijk om je heen en geniet” pauze. We zagen een mannetje uit het ravijn klauteren met een helm op, maar ik vergistte me ernstig, het was bij nader inzien een bergbeklimmer die daar het steile stuk aan het opklauteren was, ja dat plaatje hebben we natuurlijk nog niet zoveel gezien in ons leven. Ik fietste opnieuw veilig, minstens in het midden van de smalle weg, nee, niet te dicht langs dat randje. Ook zat er nog een kort tunneltje in de klim. Het laatste gedeelte van de beklimming was vlakker met zelfs nog een stuk licht afdalen. Boven bij het café slokte we na ruim 23 kilometer fietsen, 2 cola’s naar binnen. Een Belgische held, want dat mag je wel zeggen als je de Mont Ventoux vier keer op een dag befietst, was zo vriendelijk om vrijwillig een foto van ons samen te nemen op het terras. Hij zat er samen met zijn twee zonen, ook mooi dat dat kan. De afdaling leverde weer fraaie foto’s op en we zagen ook nog ergens tussen het grillige landschap een huisje staan in the middel of nowhere, blijkbaar kon je daar alleen te voet komen nadat je een pittig traject had afgelegd door die ruwe natuur. Ook diverse watervalletje sierde het landschap.
De hoteleigenaar had gelijk, waarschijnlijk één van de prachtigste beklimmingen in de omgeving,
niet zwaar, maar het oog wil ook wat.























































Bij aankomst bij ons hotel, stond de pasta al weer klaar voor ons, ideaal dus.
Bij het avondeten werd er tijdens het dagelijkse weerpraatje voor de omgeving, verteld dat er de volgende dag een grote delegatie van de Rabobank omgeving Zwolle kwam logeren, ik geloof zo’n 65 man, er werd de volgende dag dan ook in 2 etappes gegeten.
Dat zouden wij niet meer mee maken, wij moesten de volgende dag ons kamertje verlaten en vertrekken richting de volgende uitdaging. Die avond schoven iets later ook de “helden” van de dag bij aan tafel. Dit waren de eerste twee cyclisten dit jaar onder de hotelgasten, die de Marmotte hadden gefietst. ’s Avonds alvast een beetje inpakken, ’s morgens nog een goed ontbijt genoten en na de financiële afhandelingen vertrokken we net voor 9.30 uur richting het zuiden, op naar “De Kale Berg”.
Deel 1 van de korte vakantie zat er op.

De Mont Ventoux.

Net voordat we de snelweg moesten verlaten, stond er een groot bilboard langs de kant van de weg.
Daarop de tekst “Mont Ventoux”, de grote pijl wees in de richting van de berg.
En ja hoor, in de verte inderdaad de eerste contouren van de Ventoux die we zagen.
Er zouden nog vele aanblikken volgen. De altijd mysterieus uitziende top, zag je in de omgeving zowat altijd overal bovenuit rijzen, niet voor niets ook wel de “Reus van de Provence” genoemd.
Gauw genoeg dus over de lokale wegen, waar we door die typisch uitziende dorpjes kwamen.
We hadden dus een “mobile home” geboekt op een camping in Mazan met ook al weer een Nederlandse eigenaar, lekker makkelijk. Na wat zoeken eindelijk gevonden en toen we uit de auto stapten zorgde de “koperen ploert” al voor een behoorlijk warme temperatuur, ik denk wel zo’n 30 graden. Op het bordje van camping Le Ventoux, stond dat de receptie pas om 14.00 uur open was,
wij stonden er om 13.00 uur dus aan de gesloten deur. We waren echt niet van plan om op dat open stuk in die hete zon een uurtje te gaan staan wachten, daarbij moesten we blij zijn als we al om 14.00 uur naar onze plek mochten, om 16.00 uur zouden we pas officieel het “mobile home” mogen intrekken. Toen zijn we maar vast naar het 8 kilometer gelegen Bedoin gereden, daar lag de beginstreep van de beklimming, iets verder als het fonteintje. Nergens konden we onze auto parkeren, tenslotte zijn we maar ergens langs de weg op een parkeerplaats de tijd gaan overbruggen.
De “Kale Berg” hield ons ook voortdurend in de gaten.
Net na de klok van 14.00 uur kwam er een vrouwtje aangereden die ons hielp en die zei dat we ons “stekkie” al op mochten gaan zoeken, er was tenslotte al gepoetst, dat was natuurlijk fijn en we hadden het ook wel een beetje verwacht.
In tegenstelling tot het fietshotel, was dit onderkomen volgens mij zelfs gloedje nieuw.
Het was er wel knap benauwd, maar ja voor te slapen en eventueel koken, goed genoeg.
Het 6- tot 8 persoons “mobile home” was behoorlijk aan de krappe kant, maar met drie slaapkamers konden we nu wel mooi apart slapen en in een andere slaapkamer een renfiets parkeren.























Voor de volgende ochtend zijn we toen ’s middags Mazan op gaan zoeken en daar wat spullen gekocht voor het ontbijt voor 2 dagen. Nog even bij een wijnboer het pad ingereden en een foto van de “reus” genomen.



























We wisten inmiddels dat het de volgende dag ook warm weer zou worden, rond de 30 graden.
De bedoeling was dan ook dat we de Mont Ventoux die volgende dag zouden gaan beklimmen, de plannen waren om vroeg te vertrekken. We konden dus geen gebruik maken van de broodservice van het park, dan zouden we te laat eten.
Op de camping nuttigde we ‘s avonds het voetbalmenu, goed eten, ook hier.
’s Avonds mocht het Nederlands elftal zijn laatste W.K. groepswedstrijd tegen Kameroen spelen,
ook hier natuurlijk weer een grote breedbeeld op het overdekte terras.
De nacht had ik goed geslapen op het toch wel iets hardere matras, dat ik persoonlijk wel fijn vind.
Door de warmte en misschien toch ook wel wat spanning werd ik desondanks dat goede slapen toch al om 5.45 uur wakker.
We namen een flink ontbijt en glipten om 7.20 uur langs de in- en uitgangspoort richting Bedoin.
De “Kale Berg” wachtte op ons en wij keken hem in de verte nog nederig aan.
Na wat binnenwegen fietsten we gauw genoeg op de “grote” weg naar Bedoin, ik had al meteen door dat hier de weg al enigszins aan het oplopen was en ik besloot dan ook meteen om gematigd te fietsen. ”Rustig aan, rustig aan, er komen nog zware kilometers”. Die weg bleef inderdaad maar flauwtjes oplopen. We fietsten Bedoin binnen na zo’n 8,5 kilometer, toch een mooi stuk om een beetje op gang te komen. Door eerder verkenningswerk, wisten we waar we moesten zijn. Bij de rotonde langs het fonteintje rechts af, iets verder lag dan vervolgens het officiële begin bij de marmeren streep tegenover de fietsenzaak.



























Het kon beginnen, vanuit thuis naar de Alpen zo’n 1000 km en vervolgens van daar uit
300 kilometer, brachten ons hier nu aan de marmeren streep.
Ook hier deden we het allemaal voor, om aan deze streep te mogen staan.
Het doel: de toren die zich zo’n 1600 hoogtemeters hoger begaf, bereiken zonder af te stappen.
Tijd wederom niet belangrijk, het doel bereiken was genoeg voor deze Toeristentempo trapper.
Ik had opnieuw totaal geen zenuwen, was heel kalm, ik zou het allemaal maar op me af laten komen.
Ik vond het wel machtig dat ik nu zelf aan de voet stond van deze wereldberoemde en legendarische beklimming, tijdens het fietsen heb ik ook vaak gedacht, dat kan ik nu al gerust vertellen,
“ik ben hier aan het fietsen op de Mont Ventoux, schitterend”.
Dit zegt al genoeg over het type fietser die in mij schuilt.
Ik neem gewoon binnenbandjes, pompje, regenjasje, groot fototoestel voor vandaag de dag, 2 bidons, veel te veel proviand en zelfs een buitenband mee, in tegenstelling tot sommige mensen die het meeste van dit achterwege laten, om maar een snellere tijd neer te zetten.
Maar ieder zijn doelstelling toch, is niets mis mee. Wij gingen dus voor de “zwaarste” versie van de drie beklimmingen, zo werd tenminste gezegd.
Het was 7.50 uur, de twee heren uit het Brabantse Deurne stonden klaar voor de start om aan één van hun zwaarste beproevingen ooit te beginnen, we wensten elkaar succes en ik zei tegen Martin: “je ziet me wel een keer verschijnen boven, wanneer weet ik niet, maar boven komen doe ik, desnoods maar een paar keer afstappen, ik hoef me er niet voor te schamen en niemand iets te bewijzen”.
Weg waren we, nog 21,5 kilometer klimmen.
Natuurlijk had ik tijdens de voorbereidingsfase ook het prachtige boek “De Kale Berg” gekocht en had ik zodoende het profiel van de klim vanuit Bedoin redelijk goed op mijn netvlies zitten.
Martin fietste al meteen bij me weg, in de verte nog een fietser meer die vroeg was gestart.
Ieder moet zijn eigen tempo en rit fietsen, dat kan ook gewoon niet anders met zo’n klim.
Net zoals het stuk vanuit de camping naar Bedoin, begon ik heel rustig aan de klim, niets forceren, in het bos wacht tenslotte nog een afschuwelijk zwaar stuk. Die eerste 4 a 5 kilometer lopen heel flauw omhoog, rustig aan, daar bleef ik aan denken. Die fietser in de verte was een fietsster, ik haalde haar in en wenste haar succes en gaf haar een duimpje omhoog, ze brabbelde iets in het Frans terug.
Via vrij open stukken kom je door de kleine dorpjes Sainte- Colombe en Les Bruns waar het bekende “blauwe boompje” staat en waar het menens begint te worden.



























Nu had ik me niet te warm gekleed, dus goed, lekker met die korte mouwen zo, het was nu ook echt goed weer, het zweet blonk al op mijn armen door die schittering van de zon. De eerste vliegen begonnen al een beetje in de buurt van mijn armen mee omhoog te vliegen. Soms kon je al een glimp opvangen van de toren op de top die op ons wacht, het blijft gewoon je aandacht trekken. Eric Caritoux, oud wielrenner, Mont Ventoux kenner bij uitstek, die nu onder aan de voet in Bedoin woont, zei het ook al: “Hij blijft altijd je aandacht trekken en iedere morgen als ik op sta, kijk ik naar de Ventoux wat voor weer het wordt, iedere dag heeft hij een andere kleur”. Gauw volgt al Saint- Estève waar je na een haarspeldbocht het beroemde en gevreesde bos in duikt. Ik wist dat ik een tempo moest pakken, licht proberen te blijven pedaleren…….rustig blijven.
Het bos doemde inderdaad op en al snel lag mijn ketting op verzetje 30- 24. Ik had dus nog 1 tandje over, om maar eens in wielertermen te spreken. Nu moet het gaan gebeuren, nee hier GAAT het gebeuren, hier moet ik vol proberen te houden, als ik dit stuk maar eens door was. Het stuk door het bos is ongeveer 9- a 10 kilometer lang tegen 9 a 10 procent steil. Echt moeilijk dus, je kunt er ook zowat niet door de buitenbochten fietsen, de weg is smal. Persoonlijk vind ik dit, zoals eerder gezegd, prettiger fietsen, je ziet dan beter hoe steil het is.
Het werd warmer en warmer, de bochten bleven komen, langs de kant stond her en der een bordje hoe steil de volgende kilometer gemiddeld was, ik wilde het liever niet weten, ik wist het al, het zou hier blijven duren tot Chalet Reynard, waar het even iets dragelijker zou gaan worden. Diverse keren langs de weg zag ik een auto staan met daarbij hetzelfde vrouwtje, die was een fotosessie aan het maken van haar man die ik inmiddels ook gepasseerd was. De vliegen probeerde mee te liften op mijn armen, nu en dan een zwaai, zorgde er voor dat ze weer even weg bleven. Ik had me voorgenomen om mijn laatste tandje te bewaren tot op 10 kilometer van de klim, dat zou dan net voor het midden van het zware bosgedeelte zijn. Een energie gelletje dat ik als tip van mijn fietsenmaker had meegenomen, werkte ik naar binnen, gelukkig was het in tegenstelling tot veel van dit soort gelletjes niet te zoet. Ik keek goed om me heen en genoot, genoot van het “gezond” afzien, wat was het ook prachtig hier en daarbij ook nog eens prachtig weer. Even dacht ik aan het moment waarop ik het idee kreeg om hier naar toe te gaan, even dacht ik aan mijn overleden moeder.
Was het dan toch een soort “rit voor haar” ? Wie weet, misschien in mijn onderbewuste.
Mijn teller gaf 10 kilometer aan, ik had het tandje nog over, de bochten bleven komen, een snel plan was om het ”laatste tandje” weer een kilometer uit te stellen. Maar…..jawel, ik had inmiddels de helft van “het bos” achter me liggen. Ineens kwam de glorieuze gedachte in me op, dat als ik zo doorging, het wel eens zonder een voetje te zetten zou kunnen gaan halen. Ik sprak mezelf nog wat moed in: “Kom op je kunt het, er zijn er zoveel die het doen, na het bos, na het bos dan wordt het makkelijker”. Al die tijd bleef ik goed om me heen kijken. Ook vond ik het heel fijn dat ik geen beginnend krampgevoel aan de binnenkant van mijn knieën kreeg, daar was ik anders nog wel eens gevoelig voor. Het blijft maar afwachten hoe je lichaam reageert op zo’n klim, geoefend aan zoiets beginnen is in ieder geval altijd goed. De volgende kilometer zat er op, al weer een kilometer verder op de 30- 24, op naar de volgende. Zo kwam het moment dat ik bijna het bos uit moest zijn, “waar blijft dat verdomd Chalet Reynard”, de bomen verminderde links en rechts, de toren kwam in zicht, nu dichterbij.
Nog steeds draaide ik rond met 30- 24, “ik had eigenlijk dat bergverzetje niet erop hoeven te laten monteren”, dacht ik, maar niet te vroeg juichen, ik was nog niet boven.
Nog wat bochtjes en daar, op zowat 15 kilometer stond daar ineens het bejubelde Chalet Reynard.



























Hier, had ik gelezen, maakte men veel een plaatselijk rondje over de parkeerplaats, om de benen even
te ontzien van een stijgende weg zodat de spieren even niet op spanning stonden.
Deze jongen dacht: “het gaat goed, niets rondje Chalet, gewoon door”.
Zo gebeurde het ook, nu volgde er een iets vlakker stuk, ik schakelde zelfs een tandje terug.
Langzaamaan verlieten de bomen de aarde en namen de stenen het meer en meer over.



























Werkelijk een adembenemend uitzicht, een aparte gewaarwording.
Het veelal genoemde “maanlandschap” kondigde zich aan.
Ik wist dat het ging halen, ik kende mezelf, ging het nu nog mis, dan moest er wel iets heel geks gebeuren.
De wind viel gelukkig mee, we hadden een goede dag uitgekozen en dan te bedenken dat nog geen week geleden het laatste stuk was afgesloten vanwege de mistral, we waren bofkonten.
Ik genoot volop, ik haalde zelfs fietsers in, andere haalde mij ook in, ik sprak sommige nog wat moed in. De rood- witte toren kwam nu wel akelig dichtbij.
De weg begon weer steiler op te lopen, de zon zorgde ervoor dat ik nog eens wat water over mijn hoofd gooide en in mijn nek. Het werd kaler en kaler, ongeveer 2 kilometer voor de streep fietste ik langs het monument van Tom Simpson, ik keek heel even hier naar en wist dat ik hem straks zou gaan bezoeken.
Het laatste stuk was toch behoorlijk zwaar, misschien niet nodig, maar de laatste kilometer zorgde ik ervoor dat de fietsenmaker het bergverzet niet voor niets erop had gezet, ik schakelde naar 30- 27.
Die laatste kilometer is ook nog behoorlijk pittig, had ik gelezen, dus maar het zekere voor het onzekere nemen. “Ik ga het halen, ik kan het bijna niet geloven”, zeker na de zwaar bevallen
Alpe d’Huez rit, “het is echt waar, ik ga het halen, nooit gedacht en toch gaat het er van komen”.
Nog een laatste steile bocht, ik zag de eindmeet……..jawel,
ik had de “Reus van de Provance” klein gekregen, gevloerd, meester gemaakt.
Ik zwaaide de armen in de lucht, “Ik heb het gehaald, ik heb het gehaald, niet te geloven,
nooit gedacht”. Ik wees met mijn vinger de lucht in, “voor jou mam, voor jou”.
De top van de “Berg der Bergen” had ik net voor klokslag 10.00 uur bereikt.
Ik bleef steken op een tijd van 2 uur en 7 minuten, ik had gelezen dat als je onder de 2 uur finishte,
je een “goeie” was, dus ik was net geen “goeie”, zelf vond ik het goed zat.
Na een paar tellen over het stuur te hebben gehangen, schudde ik Martin de hand en feliciteerde we elkaar, ik vroeg of hij cola ging halen, hij had een nette tijd van 1 uur en 48 minuten neergezet,
hij was een “goeie”. “Jij had me zeker nog niet verwacht, of wel?”
Wat een prachtige vergezichten hier, foto’s vertellen veel, maar je MOET het gewoon zelf beleven.
Een Belgische jongen nam nog wat foto’s van ons samen. En wij schoten uiteraard ook weer de nodige plaatjes.































Vervolgens nog even in het winkeltje gesnuffeld, daar stond ook weer een “wegpaal beeldje”.
Ik mocht er van mezelf weer eentje kopen, maar ik dacht dat ze die onder in Bedoin ook wel zouden hebben, anders moest ik het nu meeslepen naar onder, dus ik nam de gok.
De regenjasjes gingen aan, klaar voor de afdaling. Eigenlijk wilde we afdalen via de snelle kant richting Maulancé, maar omdat we de weg vanuit Bedoin al een beetje konden, besloten we maar af te dalen richting Bedoin, konden we ook weer de gebruikelijke fotosessie maken.
Bij Tom zijn we uiteraard afgestapt, een apart gevoel, je ziet het hele plaatje nog eens passeren
van de “te vroege finish” die hij hier maakte.

Veel fietsers ploeterde zich nog een weg omhoog, “als ik dit zo nog zie, ben ik best goed omhoog gefietst”, zei ik tegen Martin. Je zag hier van alles omhoog gaan: sommige op hun allerlaatste kunnen, sommige nog soepel ronddraaiend, jong, oud, een oudere man met volle bepakking achter op zijn bagagedrager, vrouwen, een hardloopster, een man met een enorme baard, kortom de berg trekt iedereen.
De berg is van iedereen.































Ik nam nog een steentje mee in mijn achterzak als aandenken van het gevoel dat ik had op dat moment. Telkens als ik het steentje later dan zie, keert dat gevoel weer terug.
Miljoenen stenen bleven nog over.
Het gedeelte in het bos zijn we niet gestopt voor een foto, daar is toch niet zoveel aan af te zien,
ook kwamen we nog een rolstoeler tegen die ook met de klim bezig was, knap.
Hoe verder we beneden geraakte, hoe meer fietsers we tegen kwamen, nog steeds in allerlei verschijningen.
“Zullen we vanmiddag nog een keer omhoog fietsen via Maulance” riep ik heel stoer tegen Martin. “Nou heb je er een goed gevoel over en heeft het goed gegaan, als je vanmiddag nog een keer zo’n dergelijke inspanning levert, gaat het waarschijnlijk veel slechter, zeker met dat warme weer”, antwoordde hij. Hij had gelijk, ik was een beetje overmoedig, zal wel een adrenaline gevalletje zijn, zelfs voor een “Toeristentempo Trapper” werkt dit klaarblijkelijk.
Eenmaal het bos uit, kreeg de fotosessie zijn vervolg, de “blauwe boom” mocht niet ontbreken,
ook de top met de toren die nu inmiddels weer flink was gekrompen, werd nog een paar keer vastgelegd.



























De Colnago werd nog even op de beginrotonde gezet voor een foto.



























Bij de fietsenzaak behoorde gelukkig het kilometerbeeldje ook tot de collectie,
eentje nam ik er mee “In the pocket”, zowel letterlijk als figuurlijk.
De terugweg liep nu lekker lichtjes af en het tempo werd nog een keer goed opgeschroefd,
het was tenslotte al weer een tijdje geleden dat dit kon.
Achteraf had ik misschien wat sneller kunnen fietsen als ik het eerste relatief vlakkere stuk
wat harder had gefietst, maar als…als geldt niet.
Ik was oh zo blij, dat ik mijn doel had gehaald, wat kon mij die tijd eigenlijk schelen.
Wat een ervaring, wat een speciaal gevoel, wat ben ik blij dat we zijn gegaan.
Een mysterieuze en altijd bij je blijvend herinnering; de berg, het bos, het maanlandschap,
het gevoel…. het totale plaatje.
We kwamen om ongeveer 12.35 uur dolgelukkig terug bij camping Le Ventoux, we stalde onze fietsen, meteen naar het zwembad, even onder de sproeier en toen een frisse duik in het water, heerlijk.
Over het muurtje lag HIJ nog steeds te loeren, wij zagen HEM ook, maar we hadden vanaf nu een andere kijk op de “Reus”, we hadden hem bedwongen, het nederige gevoel was er af,
het respect bleef en zal altijd blijven.



























Het vakantie gevoel zat er goed in, zomaar lekker een weekje er tussenuit,
nu lagen we hier op de ligstoelen bij het zwembad in Frankrijk op een doordeweekse dag,
“wat hebben we het goed”, zei ik tegen Martin, “andere werken en wij liggen hier op een vrijdagmiddag aan het water”.
We zagen trouwens ook nog een halo om de zon (dit is een kring om de zon),
had ik al wel eens om de maan gezien, maar nog nooit om de zon.
Het fietsgedeelte zat er op, de missie was geslaagd.
Nu volgt het nagenieten, volgens mij kun je dat je hele leven lang nog doen.
Zeker omdat dit de eerste keer was na 15 jaar fietsen, dat ik de Alpe en Mont Ventoux opzocht.
Dat maakt alles nog meer bijzonder. Daarentegen is elke beklimming van
deze twee “grote bekendheden” telkens opnieuw een apart hoofdstuk lijkt me.
Vooral de Mont Ventoux, omdat deze een sterk wisselend karakter kan hebben wat betreft de weersomstandigheden.
Ik onderga het in ieder geval als een zeer bijzondere ervaring. Een zeer bijzondere ervaring rijker na zo’n kort weekje Alpe/ Mont Ventoux.
Je krijgt ook zin om andere beklimmingen te gaan doen als je daar eenmaal zit, maar we kwamen tijd tekort, en zeker met zo’n dergelijke, eerste klimervaring moet je keuzes maken.
Omdat we alleen maar op de verhalen af konden gaan die we gehoord en gelezen hadden wat ons te wachten stond, konden we het programma natuurlijk niet TE zwaar maken, daarbij waren we ook gewoon op vakantie.
Deze ervaring nemen ze ons nooit meer af, de bergen zullen de aandacht altijd blijven trekken.
Onlangs was er nog een documentaire op over de Mont Ventoux, weliswaar een herhaling, maar blijft gewoon schitterend, zeker omdat je er kort van tevoren zelf bent geweest.
Ik kreeg meteen weer zin om terug te gaan.
Vrijdagavond pakte we de tassen al een beetje in en gingen we in het restaurantje een afhaalmenu halen, ……..jawel friet met vissticks en hamburgers.
Nog het dagelijks portie voetbal gezien op het scherm, ook nu weer saai, maar wel spannend.
De bedden werden om ongeveer 23.00 opgezocht.
De volgende morgen waren we al vroeg wakker, om 6.00 uur zaten we al aan het ontbijt,
nog afwassen, beetje opruimen, stofzuigen en de laatste spullen inpakken.
EN WEG WAREN WE.
Rond 7.40 uur verlieten we camping Le Ventoux en ging het richting Nederland.
Eenmaal op de snelweg keek ik nog één keer om en kon ik nog net een glimp opvangen van
de “Berg der Bergen”.
Natuurlijk zijn we onderweg een paar keer gestopt en hebben we gewisseld.
Met de drukte viel het wel mee op de wegen, alleen rond Metz eigenlijk even vast gestaan.
De omgeving om ons heen werd alsmaar vlakker en vlakker.
Dat viel me erg op tijdens het Deurne binnen rijden zo rond 19.00 uur.
“Wat is het hier toch allemaal plat” zei ik tegen Martin.
Ondanks mijn “denk ik, lichte vorm” van hoogtevrees wen je best snel aan de hoogtes in zo’n vakantie, als je daar een klein weekje mag zijn.
Na de omhelzingen, volgde de souvenirs en de verhalen, het potje koffie werd al snel gezet.
Na deze zeer prettige week, is het ook weer zeer fijn om gewoon lekker thuis te zijn in je eigen vertrouwde omgeving. De zondagmorgen werd gebruikt om een kort uitrij- ritje te fietsen, ook hier was het zeer aangenaam weer, zou toch jammer zijn als je dan niet ging. ’s Middags nog een wandeling gemaakt.
Het weekend zat er op, het “lange” weekend zat er op, morgen was het weer gewoon werken
en viel alles weer in zijn dagelijkse ritme.
Ik heb de dagen daarna, behoorlijk veel het vakantiegevoel vast gehouden, ook al omdat de tropische temperaturen maar aan bleven houden.
Een week die ik nooit zal vergeten, dit smaakt naar meer, wie weet in de nabije toekomst?

Eindelijk naar de Alpen en de Mont Ventoux